-
1 pull the trigger
-
2 trigger
n. trekker (van een geweer); oorzaak; prikkeling; (in computers) een signaal dat een bepaalde procedure veroorzaakt--------v. opwekken, stimuleren; in werking stellentrigger1[ trigə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————trigger2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 starten
startenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:II 〈overgankelijk werkwoord; haben〉1 het startschot lossen (voor), het startsein geven (voor)
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский